Wie ik ben in Christus

Ik ben geaccepteerd in Christus:

Ik ben een kind van God. (Johannes 1:12 en Galaten 3:26)
Ik ben een vriend van Christus. (Johannes 15:15)
Ik ben rechtvaardig verklaard. (Romeinen 5:1)
Ik ben verbonden met de Heer, één van geest met Hem. (1 Korintiërs 6:17) 

Ik ben gekocht en betaald. Ik behoor God toe. (1 Korintiërs 6:19-20)

Ik ben onderdeel van het lichaam van Christus. (1 Korintiërs 12:27)
Ik ben een heilige. (Efeziërs 1:1)
Ik ben aangenomen als kind van God. (Efeziërs 1:5) 

Ik ben verlost en al mijn zonden zijn vergeven. (Kolossenzen 1:14)
Ik ben volmaakt in Christus. (Kolossenzen 2:10)

Ik ben geborgen in Christus:
Ik ben voor vrij van veroordeling. (Romeinen 8:1-2)
Ik ben verzekerd dat alle dingen meewerken ten goede. (Romeinen 8:28 )
Ik ben vrij van elke veroordelende aanklacht tegen mij. (Romeinen 8:31-34)
Ik kan niet meer gescheiden worden van de liefde van God. (Romeinen 8:35-39)
Ik ben bevestigd, gezalfd en verzegeld door God. (2 Korintiërs 1:21-22)

Ik ben met Christus verborgen in God. (Kolossenzen 3:3)
Ik ben er zeker van dat God het goede werk dat Hij in mij begonnen is ook zal afmaken. (Filippenzen 1:6)
Ik ben een burger van de hemel. (Filippenzen 3:20)
Ik heb geen geest van lafhartigheid, maar van kracht, liefde en rust. (2 Timoteüs 1:7)
Ik ontvang genade en barmhartigheid wanneer ik dit nodig heb. (Hebreeën 4:16)
Ik ben uit God geboren en de duivel heeft geen macht over mij. (1 Johannes 5:18)
  

Ik ben belangrijk in Christus:

Ik ben het zout der aarde en het licht van de wereld. (Matteüs 5:13-14)
Ik ben een rank aan de ware wijnstok, kanaal van Zijn leven. (Johannes 15:1 & 5)
Ik ben uitgekozen en aangewezen om vrucht te dragen. (Johannes 15:16)
Ik ben een persoonlijke getuige van Christus. (Handelingen 1:8)
Ik ben Gods tempel. (1 Korintiërs 3:16)
Ik ben een kanaal voor Gods verzoening in Christus. (2 Korintiërs 5:17-21)
Ik ben medearbeider naast God . (2 Korintiërs 6:1)
Ik ben met Christus gezeten in de hemelse gewesten.  (Efeziërs 2:6)
Ik ben Gods maaksel.  (Efeziërs 2:10)
Ik mag met vrij en vertrouwen tot God naderen. (Efeziërs 3:12)
Ik vermag alle dingen door Christus die mij kracht geeft. ( Filippenzen 4:13)